
Jurisprudentie
AE9536
Datum uitspraak2002-10-16
Datum gepubliceerd2002-10-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00710
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-10-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00710
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 02/00710
16 oktober 2002
CJIB 29041766731
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Zutphen
van 10 juni 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
[woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Zutphen ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 september 2002 zijn nadere gronden ingediend.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- (= Euro€ 81,68) opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood knipperend overweglicht", welke gedraging zou zijn verricht op 25 april 2001 op de Elspeterweg/spoorweg overgang te Nunspeet.
3.2. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Hiertoe wordt - naar het hof begrijpt - aangevoerd, dat de waarneming door de verbalisant niet klopt. Volgens de door de betrokkene bij de NS ingewonnen informatie is de tijd, die ligt tussen het feitelijk in werking treden van de rood licht installatie en het neergaan van de spoorbomen exact vijf seconden, terwijl de verbalisant suggereert dat de spoorbomen na drie seconden sloten. Voorts voert de betrokkene aan, dat de eerste vijf seconden als onderdeel van de totale cyclus logischerwijs integraal kunnen worden geïnterpreteerd op de betekenis welke art. 68, eerste lid, onder b, RVV 1990 aan het gele verkeerslicht geeft.
3.3. De gedraging die de betrokkene verweten wordt, is een overtreding van het voorschrift van art. 71 RVV 1990.
Dit artikel luidt:
"Bij overweglichten betekent:
"a. wit knipperlicht: er nadert geen trein;
"b. rood knipperlicht: stop.
3.4. De ambtsedige verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in: "Het rode knipperlicht was ongeveer 3 seconden in werking op het moment dat betrokkene dit knipperlicht negeerde. Bomen werden gesloten". Negeren kan in dit verband bezwaarlijk anders worden uitgelegd dan dat het voertuig van de betrokkene de overweg overschreed, terwijl het licht rood knipperde. In zijn commentaar op het beroepschrift bij de kantonrechter heeft de verbalisant vermeld dat de overtreding werd geconstateerd op een afstand van circa zes meter.
3.5. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. Daargelaten kan worden of uit de verklaring van de verbalisant moet worden afgeleid, dat volgens hem de bomen na drie seconden werden gesloten, of dat niet meer is bedoeld, dan dat het licht werd genegeerd in de fase voorafgaand aan de nadering van een trein en niet nadat een trein was gepasseerd. Immers, ook wanneer de verbalisant zich ten aanzien van de schatting van het aantal seconden dat de bomen werden gesloten heeft vergist, blijft de waarneming overeind dat het voertuig van de betrokkene het rode knipperlicht negeerde.
3.6. Het aantal seconden dat het knipperlicht knippert op het moment dat de betrokkene de overweg passeert, is niet relevant voor de beoordeling of de betrokkene de gedraging heeft verricht. Immers, noch art. 71 RVV 1990 noch enige andere bepaling van het RVV 1990 bevat een uitzondering op het aldaar gegeven gebod. In het bijzonder is voor de door de betrokkene voorgestane interpretatie van de eerste vijf seconden dat het rode overweglicht knippert geen steun te vinden in het recht.
3.7. Naar de overtuiging van het hof is derhalve komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
3.8. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

